De gemeente Heerlen en de provincie Limburg lijken aan te sturen op sloop van winkelcentrum ’t Loon in Heerlen. Berichten in deze krant werden deze week bevestigd door het stadsbestuur.
De plannen zijn gedurfd, maar eigenlijk onvermijdelijk. Het winkelcentrum lijdt al een paar jaar een zieltogend bestaan.Winkelend publiek blijft weg en winkeliers denken na over een vertrek. Het winkelcentrum is bovendien een obstakel voor de structuurversterking van de binnenstad, nota bene het centrum van Parkstad! De reacties op de sloopplannen zijn dan ook mild of zelfs positief. Vraag is alleen waarom de gemeente en de provincie zo diep in de buidel tasten.
Winkelcentrum ’t Loon is ontworpen in een tijd van voorspoed en groot geloof in de toekomst. Als modern winkelcentrum zou het publiek moeten trekken van heinde en verre. De ligging leek ideaal: vlak naast de snelweg. Toch heeft het de ambities nooit echt waar kunnen maken. Zeker de laatste jaren niet. De instorting en sloop van een deel van ’t Loon was de nekslag. Een aantal kleinere winkeliers is al vertrokken en het winkelend publiek blijft weg. Het winkelcentrum draait als buurtvoorziening, maar kent daarvoor een veel te grote maat. Voor een invulling anders dan een retailfunctie lijkt nauwelijks interesse. En dus lijkt sloop onvermijdelijk.
Maar wat rechtvaardigt nu een bijdrage van de gemeentelijke en provinciale overheid? Vanzelfsprekend is dat niet.
Financiële bijdrage van de provincie is niet vanzelfsprekend
Met andere woorden: wat is het publieke belang? De provincie Limburg hanteert daarvoor de definitie dat het moet gaan om projecten ‘met omvangrijke en complexe externe effecten die burgers zelf niet kunnen oplossen’. Bijvoorbeeld omdat belanghebbenden weigeren om vrijwillig mee te doen. Zo resulteert de sloop van ’t Loon, als perifere winkellocatie, in een compactere binnenstad.
Dat is een belangrijk extern effect dat zonder de overheid niet te realiseren is.Want wie breekt zijn eigen bezit vrijwillig af ten gunste van anderen?
Niet vreemd dat de provincie ook om die reden met een sloopfonds ingrijpt op de woningmarkt. Een vergelijkbare gedachte geldt voor ’t Loon. Dat neemt niet weg dat ook de marktpartijen flink moeten meebetalen. Dat voorkomt meeliftgedrag en moreel risico. Met andere woorden: ook de ‘profiteurs’ van de sloop zullen een belangrijk steentje moeten bijdragen. En voor de eigenaar geldt natuurlijk ook de eigen verantwoordelijkheid.
Hoewel de sloop van ’t Loon geen wondermiddel is, biedt het kansen voor Heerlen als centrum van Parkstad. Een goed winkelgebied is immers compact en profiteert optimaal van de aanwezigheid van winkels. Aan de ontsluiting van ’t Loon vanaf de snelweg heeft het nooit gelegen. Maar in Heerlen-centrum was ’t Loon een eiland. Daar waar andere steden als Roermond, Venlo en Maastricht hebben gewerkt aan structuurversterking lijkt Heerlen-centrum de afgelopen tien jaar te hebben stilgestaan. Heerlen was te druk met de nasleep van de succesvol bestreden drugsproblematiek. Door de sloopplannen van ’t Loon komt er wellicht in de structuur van de stad een nieuwe dynamiek op gang.Want Heerlen moet niet alleen slopen, maar ook vernieuwen en opnieuw invullen. Dat kan straks in een stroomversnelling komen waardoor de binnenstad van Heerlen zijn positie als centrum van Parkstad kan waarmaken. Dat vereist wel keuzes. Het is goed dat de gemeente en de provincie die keuzes met durf en daadkracht willen maken.
Martin de Beer is raadslid voor de VVD Heerlen.